Hit enter to search or ESC to close

Lijfrente, oudedagsreserve en stakingswinst

Jeroen Boers

Beëindiging van de ondernemingsactiviteiten, oudedagsreserve en stakingswinst

Er komt een moment waarop u als IB-ondernemer (u heeft een eenmanszaak of bent vennoot in een VoF) uw onderneming staakt. Er kunnen hiervoor meerdere oorzaken zijn. Vaak gaat het dan om pensionering, overlijden, arbeidsongeschiktheid, inbreng van de eenmanszaak of vennootschapsdeel in een BV of omdat de onderneming onvoldoende levensvatbaar is. Bij bedrijfsbeëindiging kunt u te maken krijgen met stakingswinst en/of oudedagsreserve. Bij de oudedagsreserve heeft u een belastingvrije reservering voor uw pensioen op uw balans gedaan. Bij het staken van de onderneming zult u over deze reserve nog belasting moeten betalen. Ook kunt u een stakingswinst realiseren. Stakingswinst is het verschil tussen de boekwaarde van uw onderneming en de werkelijke waarde op het moment van overdracht of bedrijfsbeëindiging. Ook over de stakingswinst dient u nog belasting over te betalen.

Bijzondere lijfrenteaftrekmogelijkheid

De Wet IB 2001 biedt voor de oudedagsreserve (art. 3.128) en voor de stakingswinst (art. 3.129) echter een bijzondere aftrekmogelijkheid. Door de oudedagsreserve en de stakingswinst af te storten in een lijfrenteproduct, kunt extra lijfrente-aftrek genieten. Er gelden echter wel wettelijke maxima; mogelijk kunt u niet het volledige bedrag van de gerealiseerde stakingswinst omzetten in een lijfrenteaanspraak.

Afhankelijk van leeftijd en situatie gelden in 2021 de volgende maxima:

  • € 474.517,-; dit geldt in de volgende situaties:
    • u bent op het moment van staken minimaal de voor u geldende AOW-leeftijd min 5 jaar;
    • u bent arbeidsongeschikt;
    • u bent niet langer dan 6 maanden geleden overleden
  • € 237.267,-; dit geldt in de volgende situaties:
    • u bent op het moment van staken tussen 5 jaar en 10 jaar voor de voor u geldende AOW-leeftijd;
    • de uitkering uit uw lijfrente gaat direct in
  • € 118.640,-; dit geldt in overige gevallen

Door uw stakingswinst en oudedagsreserve af te storten in een lijfrenteproduct krijgt u de mogelijkheid om op een fiscaal vriendelijke manier uw pensioen veilig te stellen.

U mag zelf kiezen waar u uw stakingswinst onderbrengt. Dit kan bij een verzekeraar of bij een bank. Het loont de moeite om de verschillende aanbiedingen van banken en verzekeraars te vergelijken. Wij kunnen dat ook voor u doen en kijken altijd naar uw persoonlijke situatie en komen met de voor u best passende oplossing.

Mogelijkheden met uw lijfrentekapitaal

Wat zijn de mogelijkheden van aankoop bij een verzekeraar?

Afhankelijk van de fiscale spelregels zijn de volgende vormen van lijfrente mogelijk:

  • Levenslange periodieke uitkering: Dit is een uitkering die u op vaste momenten ontvangt zolang u in leven bent, hoe oud u ook wordt. In beginsel moet deze uitkering ingaan binnen vijf jaar na het jaar waarin u AOW krijgt.
  • Overbruggingslijfrente: Dit is een tijdelijke uitkering op vaste momenten met een looptijd van minimaal één jaar die eindigt op uw AOW-leeftijd. Het totaal aan uitkeringen mag niet meer zijn dan € 63.288,- per jaar (maximum 2021).
    Een overbruggingslijfrente mag alleen worden gekocht uit een lijfrenteverzekering die u al had op 31 december 2005. De waarde van uw lijfrenteverzekering op 31 december 2005 mag u altijd gebruiken voor de aankoop van een overbruggingslijfrente. Had u een lijfrenteverzekering op 1 januari 2006? Dan mag u de waarde van uw lijfrenteverzekering op 31 december 2005 altijd gebruiken voor de aankoop van een overbruggingslijfrente die naar keuze eindigt in het jaar waarin u 65 jaar wordt, de AOW leeftijd bereikt of waarin u een pensioenuitkering gaat ontvangen.
    Hebt u na 1 januari 2006 geen lijfrentepremies meer op deze lijfrenteverzekering betaald? Dan mag u zelfs de
    waarde op de einddatum van uw lijfrenteverzekering gebruiken voor de aankoop van een  overbruggingslijfrente die naar keuze eindigt in het jaar waarin u 65 jaar wordt, de AOW leeftijd bereikt of waarin u een pensioenuitkering gaat ontvangen.
  • Tijdelijke oudedagslijfrente: Dit is een tijdelijke uitkering op vaste momenten met een minimale looptijd van vijf jaar. Deze lijfrente mag niet eerder ingaan dan het jaar waarin u de AOW-leeftijd bereikt. Het totaal aan uitkeringen mag niet meer zijn dan € 22.443,- per jaar (maximum 2021).
    Een tijdelijke oudedagslijfrente mag ook ingaan in het jaar waarin u 65 jaar wordt. Daarvoor mag u altijd de
    waarde van uw lijfrenteverzekering op 31 december 2013 gebruiken. Hebt u na 31 december 2013 geen lijfrentepremies meer betaald? Dan mag u zelfs de waarde op de einddatum van uw lijfrenteverzekering gebruiken voor de tijdelijke oudedagslijfrente die ingaat in het jaar waarin u 65 jaar wordt.

Wat gebeurt er bij overlijden?
Het is verstandig om goed na te denken over wat er gebeurt als u voor de einddatum van de verzekering overlijdt.
Wilt u dat de uitkering na uw overlijden aan uw partner wordt voortgezet? Bij het aangaan van de verzekering kunt u daar  voor kiezen.

Wat zijn de mogelijkheden van aankoop bij een bank?

  • Levenslange uitkering: U spreekt op de ingangsdatum met de bank af hoeveel jaren u een periodieke uitkering wilt ontvangen. Voor een ‘levenslange’ uitkering moet dat in ieder geval twintig jaar zijn (“levenslang” is bij een bank dus niet echt levenslang). Langer uitkeren mag ook. Ontvangt u op de ingangsdatum nog geen AOW? Dan moet de looptijd worden verlengd met het aantal jaren dat u jonger bent dan uw AOW-gerechtigde leeftijd. Het uitbetalen van de uitkering stopt na de afgesproken periode.
  • Nabestaandenuitkering: Bij een lijfrente bij een bank is standaard een nabestaandenuitkering aanwezig. Als de rekeninghouder is overleden voor de afgesproken einddatum dan blijft de bank de uitkering doorbetalen aan de nabestaande(n) van de overleden rekeninghouder. Zijn ook de nabestaanden overleden, dan stopt de bank met het uitbetalen van de uitkering. Het aanwezige saldo wordt dan uitbetaald aan de erfgenamen.
  • Tijdelijke oudedagslijfrente: U spreekt op de ingangsdatum met de bank af hoeveel jaren u een uitkering wilt ontvangen. Deze tijdelijke uitkering heeft een looptijd van vijf jaren of langer en mag niet hoger zijn dan € 22.443,- per jaar (maximum 2021).
    De ingangsdatum van de tijdelijke uitkering ligt tussen het jaar waarin u de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt en vijf jaar daarna.

Wat voor u het meest passend is, is vooraf niet te zeggen.  Mocht u hierover meer informatie of nader advies willen, neem dan contact met ons op.

Jeroen Boers, directeur & consultant